Sola Fide
Voor de Reformatie was Maarten Luther erg bang voor God. Hij las immers in de bijbel dat God zondaars straft. Mensen uit zijn omgeving, zeiden dat Luther daar zich niet zo druk om moest maken. Als je maar je best deed, dan kon er niet zo veel mis gaan. Maar Luther kende zichzelf en hij had heel goed door, dat je als mens per definitie tekort schoot. Dat maakte hem juist zo bang voor God.
Hij bleef worstelen met zijn angst, totdat hij in de bijbel las dat mensen alleen maar gered worden door het geloof. Door geloof: dus niet door goede werken en ook niet door het zich houden aan de wet! Dit lezen we bijvoorbeeld in Romeinen 3:28 en in Galaten 3:11. Voor Luther was dit echt een ontdekking. Het bracht hem tot de belijdenis van het Sola Fide. Wat houdt dat in?
- We komen tot God met lege handen
- Zoek het niet in de kwaliteit van je geloof, maar buiten jezelf in Jezus Christus
- Het geloof is een opgave en een gave
- Het geloof moet wel uit daden blijken
- Het geloof is gericht op de belofte, niet op de ervaring